Het was een donkere februari nacht en Wind had een witte, ijzige kou over de wereld geblazen. De plassen en meren hadden een flinterdun ijslaagje gekregen. Niet handig voor Spreeuw die dorst had. Het was een laagje waar je nog net niet doorheen zakte als je erop stond en je, met een beetje moeite, een gat kon hakken met je snavel. Dat was Spreeuw zijn plan.
In het vroege ochtendlicht vloog Spreeuw over het kale bos. Hier en daar zwaaide de vrolijke rode ballonnetjes van de hazelaar naar hem. Bij het meertje aangekomen zag hij een wak. Blij dat hij niet zelf door het ijs hoefde te hakken boog hij zich voorover. Onder een leigrijze lucht lachte zijn spiegelbeeld hem toe en Spreeuw lachte terug. Totdat . . . hij verstarde en staarde naar zichzelf in het ijswater.
Wie WAS die vogel? Waar waren zijn prachtige, parmante stippen? Zijn diep donker gekleurde, stoere snavel? Deze vogel droeg een gekke blauwgroene fluwelen jas. Spreeuw hield zijn vleugels omhoog en zag dat hij zelf de jas droeg.
Van de schrik viel Spreeuw achterover. Dit was niet goed! In alle haast vloog hij terug naar zijn familieboom. Zijn Oom, zijn wijze oom, die moest hij zoeken.
Net wakker geworden uit een heerlijke slaap en zin om zijn verenpak eens lekker op te schudden hoorde Oom geroep. Zijn neef kwam paniekerig door de bochtige takken vliegen.
“Oom” riep Spreeuw buiten adem en lande op de tak. ‘Oom!! Ik, ik, ik was net bij de vijver, maar Wind heeft ijs gebracht deze nacht en en, ik zag een vogel in het water die helemaal niet ik was!!! Geen spikkels!” Ongerust wees hij op zijn borst, ‘en het ergste,” Hij ging fluisteren, “Het ergste was die gekke gele snavel. WIE WAS DAT, OOM?? BEN IK DAT??”
Oom glimlachte en keek toen ernstig. “Neef,” zei hij gewichtig “er is niets raars aan de hand. Ja, die vogel ben jij en nee er is niet mis met je. Je zit midden in Slijtage”. “Slijtage? Spreeuw keek zijn oom verbaast aan. “Dat klinkt niet goed hoor!!”
Oom sloeg zijn vleugel om zijn neef heen. “Luister, Slijtage komt omdat wij ons leven ten volle leven. We vliegen, dartelen en pikken elkaar. We wassen, schuren, wrijven en poetsen. Ons verenpak is elke dag anders.” Spreeuw knikte, ja dat was inderdaad zo. Zijn verenpak was nooit hetzelfde.
“In de herfst,” ging zijn Oom verder, “worden onze witte stippen door al het poetsen langzaam vager.” Ook dat had Spreeuw gezien, maar eigenlijk nooit over nagedacht. “En die prachtige snavel van je,” Oom tikte er met zijn snavel tegenaan. “Heeft een laagje dat door al dat pikken en schuren langzaam verdwijnt. Daaronder zit die prachtige gele kleur.”
Hij ging voor zijn neef staan en pakte diens vleugels vast: “Slijtage is een teken dat wij groeien en bloeien.”
Spreeuw begreep het nog niet goed. “Dus het is niet erg dat ik er helemaal anders uitzie?”
Hij keek zijn Oom onzeker aan. “Zeker niet,” en Oom spreidde zijn vleugels. “Het is het mooiste wat er is. Zonder Slijtage zien wij er altijd hetzelfde uit en dat wil toch niemand?” Nee, dat klonk ook weer saai.
“Dank u wel, Oom.” Spreeuw voelde zich gerustgesteld. “Graag gedaan, jongen.”
Glimlachte Oom terwijl Spreeuw wegvloog.
Opgelucht vloog Spreeuw terug naar de waterplek. Niet alleen om te drinken, maar ook om zichzelf eens uitgebreid te bewonderen nu hij die mooie gele snavel had.
Spreeuwen uit November zien er heel anders uit dan die van februari. Bij iedere spreeuw verloopt dat proces anders en zo kun je in februari aparte spreeuwen goed uit elkaar houden. Probeer maar eens!